"Ecce Homo: Hoe men wordt wat men is" is Nietzsches grootste autobiografische werk, waarin hij reflecteert op zijn leven, zijn filosofische ontwikkeling en de betekenis van zijn geschriften. In dit werk presenteert Nietzsche zichzelf als een figuur van diepgaand inzicht en radicale uitdaging aan de conventionele moraal en geloof. Hij geeft een overzicht van zijn belangrijkste werken, legt hun thema's en bedoelingen uit en bevestigt zijn rol als filosoof van de toekomst die de beperkingen van zijn tijd, de biologie en de geschiedenis zelf is ontstegen. "Ecce Homo" is Latijn voor 'Zie de Mens' en wordt in de Vulgaat gebruikt in Johannes 19:5. Het is belangrijk om op te merken dat deze Latijnse zin in sommige Duitse vertalingen van de Bijbel vaak wordt gebruikt, dus Nietzsches lezers zouden precies hebben geweten wat het Latijn betekende. Alleen al in de titel noemt hij zichzelf in wezen Jezus, of de Anti-Christ. In deze latere periode van zijn leven maakte een sterke grootheidswaanzin zich van hem meester, en Ecce Homo is hier een lichtend voorbeeld van.